The Stillpoint
for violin and vibraphone in four movements
Year of composition: 1995
Duration: 17'
Premiere: Eduardo Leandro (vibraphone) Isabella Peterson (violin); May 2, 1995;
Series Unanswered Question: Spiritualiteit en Mystiek, De IJsbreker Amsterdam
Recording: Tjeerd Top, Gerben Grooten, Donemus Records DCV 336
More information on The Stillpoint available here
The basic idea in The Stillpoint is two instruments playing the same melodic material, sometimes in unison and most of the time put together in asymmetrical rhythms. The piece has four movements.
The first movement (in the silent croacking night) has a mysterioso character. It consists of a melody that is based on a six-tone mode played several times in different tempos.
The second movement (as the world turns) is more or less a unison melody that increases in tempo step by step. Little banal quotes taken from the mass media are unrecognizably integrated in the modal soundscape.
Through an ascending whole-tone scale the third movement (a pattern of timeless moments), where this scale plays an important role, is reached. As indicated in the subtitle, this movement is a melodic pattern consisting of little mosaic-stones with mutually different characteristics; slow or fast, resoluto or mysterioso, unison or just-about unison, molto brutale or adagio desolato. This last germ cell (adagio desolato) will slowly grow to a high, final melody in the fourth movement.
The final movement (the point of intersection of the timeless with time) opens with an enormous fortissimo where the vibraphone player lets a glissando ring. From the chromatic field that results from this ‘ringing out’, one by one notes are being dampened which I call a ‘negative’ melody; this, instead of a series of tones set against a silent background (ordinary melody), there are a series of silenced tones here against a background consisting of all tones of the vibraphone ringing.
This point is the climax of the work. It is the pivot on which everything hangs.
The title is derived from T.S. Elliot’s Four Quartets (Burnt Norton II) ‘At the Still point of the turning world.’ The Stillpoint was first performed in May 1995 in the IJsbreker in Amsterdam.
REVIEW
"Switch on to a new musical universe - The study of composition in the Netherlands
Crammed between pieces by Stockhausen, Scelci and the Russian, Nikolay Ubokhov, the works of a number of Rotterdam Conservatory students (of Klaas de Vries and Peter-Jan Wagemans) are presented to a selective audience at Rotterdam's Unie and Amsterdam's IJsbreker.
(…) The quality of the work is enormously varied. Edward Top's piece seems the most evocative. His 'The Stillpoint', transports the listener through delicate atmospheres for a good fifteen minutes. Without loosing his grip on the overall line, he wryly contrasts à la Zappa mass-media banalities with mystical patches. It is scored for the not so traditional, but neither shockingly new setting of violin and vibraphone. (…)" Emile Wennekes, Key Notes- spring 1995
Musicologist Maarten Brandt with composers Robin de Raaff, Sander Germanus and Edward Top at the Mozes en Aäronkerk in Amsterdam during a workshop with Pierre Boulez in 1995 where The Stillpoint was performed. © Copyright Co Broerse
NEDERLANDS
Basisidee van het stuk is dat de twee instrumenten beiden hetzelfde melodische materiaal spelen, af en toe unisono en meestal in scheve rytmiek onder elkaar gezet. Het stuk heeft vier delen met elk een subtitel.
Het eerste deel (in the silent croacking night) heeft een 'mysterioso' karakter. Het bestaat uit een melodie, gevormd uit een zestonige modus, die een aantal maal in diverse tempi gespeeld wordt.
Het tweede deel (as the world turns) is min of meer een unisinomelodie die trapsgewijs in tempo toeneemt. Banale massamediale citaatjes zijn onherkenbaar in de modale klank geïntegreerd.
Door middel van een stijgende heletoonstoonladder wordt het derde deel (a pattern of timeless moments), waar deze toonladder een belangrijke rol speelt, bereikt. Zoals de subtitel al zegt is het deel een melodisch patroon van mozaïsche bouwsteentjes met onderling verschillende karakters; langzaam of snel, resoluto of mysterioso, unisono of net-niet-unisono, molto brutale of adagio desolato. Dit laatste kiemsteentje (adagio desolato) zal in het laatste deel uitgroeien tot een langzame, in een hoog register liggende slotmelodie.
Deel vier (the point of intersection of the timeless with time) opent met een enorm fortissimo waar de vibrafoon een glissando laat uitklinken en uit dit chromatisch klankveld steeds meer tonen afdempt; de zgn. 'negatieve' melodie (in plaats van een serie in een bepaalde volgorde gespeelde tonen tegen een 'stille' achtergrond worden nu tegen een achtergrond bestaande uit alle tonen van de vibrafoon een serie tonen tot stilte gebracht). Dit is de climax. Dit is als het ware de spil waaromheen het hele stuk draait.
De vier delen worden zonder onderbreking achter elkaar gespeeld.